Het experiment beproefd. Een juridische analyse van medische experimenten. Reeks Aansprakelijkheids
- Schrijver TER HEERDT
- Uitgever Uitgeverij Maklu NV
- ISBN 9789062157419
- Publicatiedatum 28-07-2000
- Land Belgium
- Taal Dutch
- Beschikbaarheid Op voorraad
- Gratis verzending
Beschrijving
De moderne samenleving heeft een gerechtvaardigd belang bij de uitvoering van experimentele therapien en biomedisch wetenschappelijk onderzoek. Wil de geneeskunde blijven evolueren en kunnen inhaken, zowel op ontdekkingen van nieuwe ziekten en aandoeningen, als op de medisch technische mogelijkheden, dan is er nood aan experimenten. Tegelijkertijd voelt dezelfde maatschappij experimenteel onderzoek aan als een noodzakelijk kwaad waarbij veelal gezonde vrijwilligers worden 39;opgeofferd39; ten voordele van de maatschappij. Dit wordt moeilijk verzoenbaar geacht met de idee dat deze proefpersonen een doorgedreven bescherming verdienen. Om hun rechtsbescherming te verzekeren, is een specifieke wetgeving het meest aangewezen. Dit vindt ook gehoor in de ons omringende landen en op Europees vlak.Uit het eerste deel van het proefschrift blijkt dat er weliswaar een zij het impliciete, rechtsgrond voorhanden is inzake de geoorloofdheid van experimenten, maar dat deze ontoereikend is en t onduidelijk om proefpersonen op een adequate wijze te beschermen tegen mogelijk letselschade. Enkel experimentele terapien kennen de meest doorgedreven regeling. Gelet op hun potentieel therapeutisch nut voor de patintproefpersoon, vallen ze onder het toepassingsgebied van het K.B. nr. 78. Bij biomedisch wetenschappelijk onderzoek ligt dit minder makkelijk. Het klassieke onderscheid tussen een therapeutisch en zuiver wetenschappelijk experiment - dat overigens wordt verworpen in deze thesis - had als voordeel, de praktische bezwaren buiten beschouwing gelaten, dat bepaalde delen van het biomedisch wetenschappelijk onderzoek alsnog konden ressorteren onder het toepassingsgebied van K.B. nr. 78. Door het biomedisch wetenschappelijk onderzoek als n geheel te beschouwen, vervalt deze mogelijkheid, zodat een andere rechtsgrond zich opdringt. Inzake het geneesmiddelenonderzoek is de geoorloofdheid ervan weinig betwist zowel de geneesmiddelenwet art. 6bis als het K.B. van 22 september 1992 reiken een juridische grondslag aan. Het overige onderzoek lijkt op het eerste gezicht niet erkend door het vigerende recht. Niettemin kan zowel in de sociale programmawet van 1999 als in art. 7 BUPO een impliciete erkenning worden gelezen, ook van deze experimenten. De summiere regelgeving, die de artsonderzoeker onttrekt aan het strafrecht, betekent evenwel een grote stap achteruit voor de proefpersoon, nu deze geoorloofdheid slechts met weinig spijkerharde garanties is omkleed. Wetgevend optreden is bijgevolg meer dan ooit aangewezen.In het tweede deel van het proefschrift wordt onderzocht in welke mate het civiele aansprakelijkheidsrecht de proefpersoon beschermt wanneer hij het slachtoffer wordt van een schadegeval, veroorzaakt door een experiment. In essentie gaat het tevens om de vraag in welke mate de samenleving haar bezorgdheid ten aanzien van de proefpersoon omzet in een gepaste vergoeding van letselschade. Levert ze geen of weinig inspanningen, waardoor proefpersonen zelf moeten opdraaien voor hun schade, dan kan dit leiden tot een drastische verlaging van het aantal vrijwilligers. Een aandachtspunt moet bijgevolg uitgaan naar de aangepastheid van het klassieke aansprakelijkheidsrecht aan de bijzondere rechtspositie van de proefpersoon.