Bedrieglijk onvermogen

  • Disponibilité En stock
  • Livraison gratuite

Description

De artikelen 7 en 8 van de Belgische Hypotheekwet vormen een van de basisbeginselen van het Belgische privaat vermogensrecht en poneren de regel dat het vermogen van de schuldenaar als onderpand voor zijn schuldeisers fungeert. Op welk deel van het vermogen de schuldeiser precies zal kunnen uitvoeren, wordt bepaald op het ogenblik waarop hij effectief overgaat tot executie.Zolang een schuldeiser niet overgaat tot tenuitvoerlegging, blijft een schuldenaar beschikkingsbevoegd om zijn vermogen te beheren en kan de samenstelling van dat vermogen wijzigingen ondergaan. Schuldenaars die er weinig voor voelen om hun schuldeisers te betalen, beschikken zo over de mogelijkheid om het onderpand van hun schuldeisers volledig uit te hollen.In dit boek wordt onderzocht in hoeverre een schuldeiser kan overgaan tot gedwongen tenuitvoerlegging wanneer hij geconfronteerd wordt met een geval van bedrieglijk onvermogen. Twee aspecten staan hierbij centraal. In de eerste plaats veronderstelt een efficinte uitvoering dat een schuldeiser zich kan wenden tot een uitvoeringsorgaan dat over voldoende onderzoeksbevoegdheden beschikt om het vermogen van de schuldenaar te kunnen lokaliseren en de samenstelling ervan te kunnen bepalen. Een schuldeiser moet met andere woorden toegang hebben tot patrimoniale informatie. In de tweede plaats moet de wetgever ook een aantal middelen ter beschikking stellen voor het geval waarin de schuldenaar zich onvermogend heeft gemaakt. Beide aspecten mogen bovendien niet los van elkaar worden gezien. Inzage in het vermogen kan de kans op handhaving doen toenemen, maar omgekeerd kan een goede opsporing de handhaving minder noodzakelijk maken.